OUTOFPAPUA database: Lexicons of the West Papuan language area

van Hoëvell (1876a): Ambon Malay

Original citation: van Hoëvell, G.W.W.C. 1876. Vocabularium van vreemde woorden voorkomende in het Ambonsch-Maleisch benevens korte opmerkingen over dit locaal-Maleisch en verder enige Ambonsche spreekwoorden, eigenaardige uitdrukkingen en gezegden te Ambon gebruikelijk. Dordrecht, Blusse en Van Braam.

Search entries

Total entries: 912
1 2
Headword IPA Glosses
af(g)ekêraf(ɡ)eker

‘rejected’; ‘afgekeurd’

afioenafiun

‘spinning top, made of bamboo’; ‘bromtol, van bamboe vervaardigd’

ajam kapadoeajam kapadu

‘ko. fowl, capon’; ‘een kapoen’

ajer ponoehajer ponuh

‘high tide’; ‘pënoeh’; ‘vloed’

äkordêrakorder

‘accord’; ‘menjaga’; ‘accorderen’

aktenakten

‘act of appointment’; ‘acte van aanstelling’

alan-alanalan-alan

‘phosphorescence at sea’; ‘phosphoerescentie op zee’

älarmalarm

‘noise’; ‘larm’

äleale

‘you’; ‘gij’

alfanetialfaneti

‘pin’; ‘speld’

Alifoeroealifuru

‘inhabitants of mountainous areas of Seram’; ‘bergbewoners van Ceram’

aling-alingaliŋ-aliŋ

‘slow at’; ‘langzaam aan’

amanapoenjoamanapuɲo

‘oldest of kapala-kapala dati on Seram’; ‘toewan negori’; ‘oudste der kapala-kapala dati op Ceram’

amanisalamanisal

‘basket, braided from loleba, in the form of two funnels on top of each other, the upper open and the lower open, used to catch small fish’; ‘een korfje, gevlochten van loleba, in den vorm van twee trechters op elkaar, waarvan de bovenste open en de onderste gesloten is, gebruikt om kleine visch te vangen’

ambil soemanganambil sumaŋan

‘voodoo whereby when a person is angry at someone, he makes a doll from gaba-gaba in the form of his enemy and shoots at that doll or puts it to it, believing that the enemy will now get sick’; ‘wanneer de inlander op iemand gebeten is, dan maakt hij eene pop van gaba-gaba, die eenigzins de gedaante heeft van zijn vijand en schiet op die pop of steekt er naar. Hij gelooft dat die vijand nu ziek zal worden’

amboe-amboeambu-ambu

‘greenery with which the village is decorated upon the receipt of highly placed persons’; ‘'t groen, waarmede men de negorijen versiert bij den ontvangst van hooggeplaarste personen [jonge klapperbladeren]’

anaianai

‘child, young child’; ‘kind, jong ana(q)

anak parisianak parisi

‘children, who at the arrival of high-ranking officials in the Moluccas, receive them under the performance of war dancing’; ‘de kinderen, die bij de komst van hooggeplaatste ambtenaren in de Molukken, deze ontvangen onder 't uitvoeren van krijgsdansen’

anamakainanamakain

‘cousin, kin term used by boys to refer to their female cousins that they can marry’; ‘zusters kinderen [meisjes] door hunne neven, deze veroorloven zich over en weer allerlei vrijheden en huwen dikwijls zamen’

ana(q) badointjiana(q) badointʃi

‘awkward child’; ‘lastig kind’

andarinjoandariɲo

‘k.o. wicker’; ‘soort van haft’

ande-andeande-ande

‘maybe’; ‘misschien’

andjing ajerandʒiŋ ajer

‘someone who goes to a party without being invited’; ‘iemand, die, zonder genoodigd te zijn, naar eene partij gaat’

angin badjalan forsaaŋin badʒalan forsa

‘it is windy’; ‘het waait hevig’

angin palwinaŋin palwin

‘katabatic wind, fall winds, strong downwards rush of wind’; ‘valwind’

anioenaniun

‘small round pillow or better said a ring of the roenet kalapa manufactured and put on by women for when they carry something on their heads’; ‘klein rond kussentje of liever een ring van de roenoet kalapa vervaardigd en door de vrouwen op 't hoofd gelegd als zij daarop iets moeten dragen [keko], evenals bij ons de pottevrouwen doen’

antoniantoni

‘flying fish’; ‘vliegende visch’

aoeau

‘interjection signalling reluctance (often used)’; ‘tusschenwerpsel, dat beteekent dat men een tegenzin in iets heeft (wordt dikwijls gebezigd)’

arlosiarlosi

‘watch (corruption of Dutch horloge)’; ‘verbastering van horloge’

aroe-aroearu-aru

‘flat wooden spoon for sago jap to stir and mix’; ‘platte houten lepel om sagoepap om te roeren en aan te mengen’

ârtäpelartapel

‘potato’

assalasal

‘as, has the power of melaininkan’; ‘als, heeft de kracht van melainkan

assarasar

‘smoke dry’; ‘in den rook droogen’

atitinatitin

‘basket carried by women on the head, woven either from rotan (Haruku) van hahesi or loleba (Saparua and Nusalaut)’; ‘mandje, hetzij van rotan [Haroekoe] van hahesi of loleba [Saparoea en Noesalaoet] gevlochten, dat door vrouwen op her hoofd gedragen wordt’

atjoeatʃu

‘harpoon used to catch turtles’; ‘werplans of harpoen om schildpad te vangen’

babasobabaso

‘rinse, wash’; ‘basuh’; ‘spoelen, wasschen’

babatobabato

‘trade, carry out trade’; ‘handeldrijven’

babato(q) teringbabato(q) teriŋ

‘have tuberculosis’; ‘de tering hebben’

badatibadati

‘do a collection, collection funds’; ‘eene kollecte doen, gelden inzamelen’

bädedebadede

‘hypochondriac, overly sensitive’; ‘hypochondrisch kleinzeerig’

badjalan poesitabadʒalan pusita

‘pay a visit’; ‘eene bezoekreis maken’

badoegalbaduɡal

‘inflamed, said for example of a finger with a splinter’; ‘ontstoken, gezegd bijv. van een vinger waar een splinter in geraakt is, ook wel in figuurlijke beteekenis gebruikt’

baflakbaflak

‘stained’; ‘bevlekt’

bagahibaɡahi

‘make a guttural sound, sometimes accompanied by spitting, signaling disgust’; ‘een rogchelend geluid maken, soms vergezeld van spuwen, ten teeken dat men een afkeer van iemand heeft’

bagarolobaɡarolo

‘struggle, break free’; ‘zich losrukken, worstelen’

bageabaɡea

‘sago meal baked in a sago leaf with finely mashed canarium nuts’; ‘sagoemeel in een sagoeblad gebakken met fijn gestampte kanari’

bailelebailele

‘sail up and down with an orembaai’; ‘met een orembaai in triomf ergens voorbij of liever op en neer varen’

baileobaileo

‘town hall’; ‘raadhuis’

bajar borsbajar bors

‘pay a contribution to the hunting guild’; ‘contributie betalen aan de schutterskas’

bakar fagëti lontbakar faɡeti lont

‘set off fireworks’; ‘vuurwerk afsteken’

bakar lontbakar lont

‘set off fireworks’; ‘vuurwerk afsteken’

bakibaki

‘tray’; ‘presenteerblad’

bakoebaku

‘each other, reciprocal’; ‘elkander, wederkeerig’

bakoe bintingbaku bintiŋ

‘game in which you kick each other in the calves’; ‘spel waarbij men elkander tegen de kuiten schopt’

bakoe senabaku sena

‘pass each other’; ‘elkander passeren’

bakoe sipatbaku sipat

‘border’; ‘grenzen’

balagoebalaɡu

‘have quirks’; ‘nukken hebben’

balagoe panggal-panggalbalaɡu paŋɡal-paŋɡal

‘have quirks’; ‘nukken hebben’

bälakbalak

‘beam’; ‘balk’

balewenbalewen

‘make life or noise’; ‘leven of rumoer maken’

baliangbaliaŋ

‘stink, also figuratively’; ‘stinken, ook figuurlijk’

balingangbaliŋaŋ

‘present oneself confidently by waving the arms while walking’; ‘zich bij 't loopen een zeker air geven door met de armen te zwaaijen’

balingkoe kamaribaliŋku kamari

‘restless’; ‘geen rust in zijn lijf hebben’

balingkoe kasanabaliŋku kasana

‘restless’; ‘geen rust in zijn lijf hebben’

balobobalobo

‘fish species’; ‘vischsoort’

banianbanian

‘k.o. shirt, worn by Christian inhabitants’; ‘baadje, zooals de inlandsche Christenburgers dragen’

bantal pölo(q)bantal polo(q)

‘ko. long round cushion’; ‘rolkussen’

bantingbantiŋ

‘beat, measure using a specific seize’; ‘smijten, 't afpassen met eene maat’

baratbarat

‘k.o. weight’; ‘bahra, bahar’; ‘gewigt van 560 A’

baroeabarua

‘flat wooden pinang box, in which fisherman store hooks, bait etc’; ‘platte houten pinangdoos, waarin de visscher ook zijn njonjao en matakail bewaart’

bâsbas

‘boss’; ‘toekang’; ‘baas’

basoeêtbasuet

‘sweaty’; ‘basoear’; ‘bezweet’

basoempahbasumpah

‘sign up, register to marry’; ‘aanteekenen, ondertrouwen’

batempelbatempel

‘die, for example, of glasses, very filthy, and are covered with dirt’; ‘beduimeld bijv. van glazen, zeer smerig, als met vuil beplakt zijn’

batergbaterɡ

‘tease, mock’; ‘plagen, tergen’

batoe sipatbatu sipat

‘boundary stone’; ‘grenssteen’

batoe telabatu tela

‘paving stone’; ‘vloersteen, plavuis’

bebasbebas

‘free’; ‘vrij’

bekar pitoribekar pitori

‘illuminate’; ‘illumineren’

bëlasbelas

‘task, give so. a task to do something’; ‘belasten, iemand met iets opdragen’

belokbelok

‘sail with the wind’; ‘bij den wind zeilen’

berkoetiberkuti

‘play marbles’; ‘knikkeren’

bermain tangan balagoebermain taŋan balaɡu

‘have long fingers’; ‘lange vingers hebben’

bersalinbersalin

‘dress’; ‘zich kleeden’

betabeta

‘I, 1st person singular pronoun’; ‘ik, persoonlijk voornw. enk. 1 persoon’

bia bilalobia bilalo

‘smooth shell used for polishing’; ‘gladde sculp [muis] voor dat doel gebruikt’

bidenbiden

‘midwife’; ‘eene vroedvrouw’

bidji kölôtbidʒi kolot

‘testicles’; ‘testiculi’

bikin hio-hiobikin hio-hio

‘make a stir, cause a disturbance’; ‘opschudding maken’

bikin mawebikin mawe

‘consult the omens, see something coming’; ‘de voorteekenen raadplegen, iets te weten komen’

bilalobilalo

‘polish’; ‘polijsten’

binkinbinkin

‘short-tempered’; ‘bengis’; ‘opvliegend, van een onaangenaam, lastig humeur zijn’

bïntingbintiŋ

‘pieces of midrib threaded on a wire, used to chase fish’; ‘stukken gaba-gaba aan een touw geregen, gebruikt om de visch op te jagen’

biroebiru

‘green’; ‘groen’

blaoeblau

‘blue’; ‘blaauw’

blehbleh

‘coil like a snake’; ‘kronkelen als van een slang’

bobaboba

‘yaws’; ‘frambosia’

bobarahbobarah

‘large fish species’; ‘groote vischsoort’

boeang kaoelbuaŋ kaul

‘incantation for a storm at sea’; ‘bezwering van storm op zee’

boeboernêbuburne

‘pearl sagu, as it is made in Ambon’; ‘parelsagoe, zooals die te Ambon vervaardigd wordt’

boefrabufra

‘buffalo’; ‘buffel’

boei-boeibui-bui

‘hanging cloth in which one puts a child to sleep’; ‘opgehangen doek, waarin men een kind te slapen legt’

boela-baliqbula-baliq

‘toss’; ‘woelen’

boelan mäkaroaebulan makaroae

‘lunar eclipse’; ‘maansverduistering’

boenga knopbuŋa knop

‘k.o. flower’; ‘immortellen soort’

boenga-boengabuŋa-buŋa

‘ridge of a house or rather the atap, which serves to cover the ridge’; ‘praboengan’; ‘nok van ene huis of liever de atap, die tot dekking van den nok dient’

boengan-boengabuŋan-buŋa

‘ridge of a house or rather the atap, which serves to cover the ridge’; ‘praboengan’; ‘nok van ene huis of liever de atap, die tot dekking van den nok dient’

boeroen soeangiburun suaŋi

‘owl’; ‘uil’

boerong kokburoŋ kok

‘owl’; ‘uil’

boerong kostorburoŋ kostor

‘owl’; ‘uil’

boga-bogaboɡa-boɡa

‘severe degree of conscientiousness’; ‘hevige graad van scruphuleusheid’

bokbok

‘fencing, for example, around a flower bed’; ‘hekwerk, bijv. om een bloemperk’

bolingkarboliŋkar

‘bring in disorder, but more used for material things, while warmoes has a more figurative sense’; ‘in wanorde brengen, doch meer gebezigd van stoffelijke zaken, terwijl warmoes een meer figuurlijken zin heeft’

bolsakbolsak

‘mattress’; ‘bultzak, matras’

borgorborɡor

‘citizens’; ‘burgers’

borsbors

‘pay a contribution to the hunting guild’; ‘contributie betalen aan de schutterskas’

bötolbotol

‘wine bottle’; ‘wijnflesch’

bötolmantjibotolmantʃi

‘dwarf, gnomes of the Ambonese’; ‘dwerg, de kabouters der Ambonezen’

broigombroiɡom

‘groom’; ‘bruidegom’

broitbroit

‘bride’; ‘bruid’

brotbrot

‘bread’

cocucocu

‘cheated lover, but notwithstanding that the object continues of his love with his attentions’; ‘ook wel een bedrogen minnaar, maar die niettegenstaande dat toch 't voorwerp zijner liefde met zijn attenties vervolgt’

dädomïndadomin

‘afterbirth’; ‘nageboorte’

dajongdajoŋ

‘row with long paddles’; ‘roeijen met lange riemen’

dankidanki

‘thank you’; ‘tarima kasi’; ‘dank je’

dansadansa

‘dance in a European way in contrast to menari’; ‘dansen op Europeesche wijze in tegenstelling met het menari

dapa(t) pangkat sididapa(t) paŋkat sidi

‘become a member’; ‘lidmaat worden’

dapat skrikdapat skrik

‘frighten’; ‘verschrikken’

datang dengan hio-hiodataŋ deŋan hio-hio

‘make a stir, cause a disturbance’; ‘opschudding maken’

datidati

‘taxable parts of a settlement’; ‘bea belasting’; ‘de belastbare elementen in eene negorij’

dawon pangajongdawon paŋajoŋ

‘k.o. short paddle?’; ‘panggai’

deftigdeftiɡ

‘stylish, dignified’; ‘deftig’

dego-degodeɡo-deɡo

‘k.o. bench’; ‘bale-bale’; ‘brits’

dija hikdija hik

‘hiccup’; ‘hij heeft den hik’

dija sawaidija sawai

‘for something is crooked, probably we are waving’; ‘voor iets dar scheef is, waarschijnlijk ons zwaaijen’

dindangdindaŋ

‘singing of pantuns, in contrast to kapata’; ‘badindang’; ‘zingen van pantoens, in 't Maleisch in tegenstelling met 't kapata

djambating hôfdʒambatiŋ hof

‘jetty built in the sea’; ‘een hoofd in zee uitgebouwd’

djarongdʒaroŋ

‘needle’; ‘djaroem’; ‘naald’

djeneverdʒenever

‘Dutch genever’; ‘arak’; ‘Hollandsch genever’

djigantidʒiɡanti

‘giant’; ‘reus’

djiopdʒiop

‘large drag net’; ‘groot treknet’

djodʒo

‘title with which regents and kapala-kapala soa are adressed’; ‘titel waarmede men regenten en kapala-kapala soa vertrouwelijk aanspreekt’

djoedjarodʒudʒaro

‘unmarried girl’; ‘ongehuwd meisje’

djoedjaro hakakildʒudʒaro hakakil

‘unpaid services which unmarried girls carry out for the king's wives, such as fetching water, cooking etc’; ‘onbetaalde diensten genoemd, welke de ongehuwde meisjes, djoedjaro, aan de regentsvrouwen bewijzen, zooals waterhalen, koken, enz’

doedesodudeso

‘trap to catch wildlife’; ‘strik om wild te vangen’

doegalduɡal

‘inflamed, said for example of a finger with a splinter’; ‘ontstoken, gezegd bijv. van een vinger waar een splinter in geraakt is, ook wel in figuurlijke beteekenis gebruikt’

doesoen datidusun dati

‘do a collection, collection funds’; ‘eene kollecte doen, gelden inzamelen’

dointjidointʃi

‘ko. singing or dancing, tune’; ‘zang of danswijze, deuntje’

dôpdop

‘fish sauce’; ‘vischsaus’

dosidosi

‘box’; ‘doosje’

dötidoti

‘incantation that would prevent someone from speaking about something’; ‘bezweringsmiddel, dat iemand beletten zou zijn woord te doen’

draildrail

‘turn’; ‘draaien’

drildril

‘captains of the ana(q)-ana(q) parisi’; ‘aanvoerders of voorvechters der ana(q)-ana(q) parisi

eiseis

‘full power’; ‘koewasa’; ‘volmagt’

elaela

‘waste of sago palm after the sago meal has been washed out, is given to the pigs’; ‘het merg van den sagoeboom, nadat het sagoemeel er uitgewasschen is, dus de afval bij 't sagoekloppen, ordt aan de varkens gegeven’

elakelak

‘leader of one the alfur groups’; ‘Alfoersch stamhoofd’

epo-epoepo-epo

‘small braided box, used for storage of sirih pinang’; ‘kleine gevlochten doos, gebezigd voor berging van sirih pinang

ewangewaŋ

‘wasteland, wilderness’; ‘woeste grond, de wildernis’

fadigahfadiɡah

‘venereal disease which - with the exception of the main cities and Seram - does not often occur’; ‘venerisch, welke ziekte hier [de hoofdplaatsen en Ceram uitgezonderd] evenwel niet zeer dikwijls voorkomt’

fagëtifaɡeti

‘firecracker, flare’; ‘voetzoeker, vuurpijl, alle soort van vuurwerk’

falkfalk

‘spot’; ‘vlek’

faloenkoefalunku

‘fist, give a punch’; ‘vuist, een vuistslag geven’

farlegenfarleɡen

‘distracted or lacking something’; ‘om iets verlegen zijn of aan iets gebrek hebben’

fatsoenfatsun

‘notables’; ‘de notabelen’

fetorfetor

‘assistant resident inspector’; ‘assistent-resident’

fleskoeflesku

‘square bottle’; ‘vierkelderflesch’

floitfloit

‘flute’; ‘soeling, banse’; ‘fluit’

flotflot

‘junk, gang’; ‘troep, bende’

forsaforsa

‘with power, hard, fierce’; ‘met kracht, hard, hevig’

frakfrak

‘highly important thing’; ‘hoogst gewichtige zaak’

franjefraɲe

‘fringe’; ‘franje’

freskofresko

‘fresh’; ‘versch’

gaba-gabaɡaba-ɡaba

‘petiole of the sago palm’; ‘bladsteel van den sagoepalm’

gagaɡaɡa

‘decent, neat’; ‘deftig, netjes’

gagoeɡaɡu

‘stutter’; ‘gagap’; ‘stotteren’

gai-gaiɡai-ɡai

‘hook’; ‘gajit’; ‘haak’

galderei moekaɡalderei muka

‘front gallery’; ‘voorgalerij’

gamanɡaman

‘easily angered’; ‘haastig gebakerd zijn’

gardinɡardin

‘curtain, mosquito net’; ‘gordijn, wordt ook voor klamboe gebezigd’

gargantanɡarɡantan

‘esophagus’; ‘slokdarm’

garidaɡarida

‘lustful’; ‘belust’

garoeroeɡaruru

‘bucket to store sago weather’; ‘emmer om sagoeweer in te bewaren’

garopaɡaropa

‘fish species with large bulging eyes’; ‘vischsoort met groote uitpuilende oogen’

garósɡaros

‘course’; ‘grof’

gartakɡartak

‘threaten, for example with a stick’; ‘dreigen, bijv. met een stok’

gata-gataɡata-ɡata

‘two sticks with which papeda is scooped up’; ‘twee stokjes waarmede de papeda al roerende wordt opgeschept’

gëbetɡebet

‘bible reading held on Friday’; ‘bijbellezing in den regel Vrijdags door den meester gehouden’

gëpehɡepeh

‘pinch’; ‘knellen’

gersêrɡerser

‘grow’; ‘groeijen’

gësonɡeson

‘healthy’; ‘gezond’

giopɡiop

‘large drag net’; ‘groot treknet’

goehebaɡuheba

‘bird of prey, harrier’; ‘roofvogel, kiekendief’

goenaɡuna

‘love potion or charm’; ‘liefdedrank of toovermiddel’

goesepaɡusepa

‘raft made of gaba-gaba’; ‘vlot van gaba-gaba’

göfoɡofo

‘white threads, which are taken from the bark of the banana tree and that serve to bind the noenai to the hook’; ‘witte draadjes, die men van den bast van den pisangboom verkrijgt en die dienen om de noenai aan den haak te binden’

golodjoɡolodʒo

‘greedy’; ‘gulzig, ook wel voor inhalig’

gosaoeɡosau

‘small fish often used as bait’; ‘kleine vischjes dikwijls als aas gebezigd’

götiɡoti

‘split sagu tree, after being stripped of the marrow’; ‘aldus wordt de gespleten sagoeboom genoemd, nadat hij van het merg is ontdaan’

grïng-grïngɡriŋ-ɡriŋ

‘triangle’; ‘triangel’

häfalhafal

‘poetry’; ‘karang pantoen’; ‘dichten’

haga-hagahaɡa-haɡa

‘is said of something that is still uncertain, but used in warning’; ‘agah?’; ‘wordt gezegd van iets dat nog onzeker is, maar in waarschuwenden zin gebruikt’

hagelhaɡel

Mimis is never used’; ‘mimis wordt nooit gebruikt’

hahalanhahalan

‘carrying stick’; ‘een draagstok’

hahesihahesi

‘outer skin of the gaba-gaba’; ‘de buitenste schil van de gaba-gaba

hajalhajal

‘fiery, horny’; ‘vurig, geil’

hâkhak

‘hook’; ‘haak’

handelhandel

‘treat’; ‘behandelen’

harmonikharmonik

‘harmonica, which is found in almost all native houses’; ‘harmonica, die reeds in bijna alle inlandsche huizen gevonden wordt’

hasahasa

‘row following the coast’; ‘langs 't strand roeijen [de kust volgen]’

hastikhastik

‘very angry’; ‘zeer boos’

hati hawaterhati hawater

‘heart that is full of sadness or empathy’; ‘een hart, dat vol is van droefenis of overloopt’

hawaterhawater

‘probably from gewaterd’; ‘waarschijnlijk afgeleid van gewaterd’

hehelhehel

‘small round fish’; ‘kleine ronde vischfuik’

heihei

‘illness, covering the whole body with bumps’; ‘ziekte, waarbij het geheele ligchaam met bulten bedekt wordt’

helahela

‘pull’; ‘trekken’

hela kakihela kaki

‘make a bow’; ‘een buiging maken’

hela napashela napas

‘breathe’; ‘adem halen’

hengselheŋsel

‘handle’; ‘hengsel’

henirhenir

‘flood’; ‘bandjir’; ‘overstrooming’

heoeheu

‘balance’; ‘balanceren’

hidon plathidon plat

‘flat nose’; ‘een platte neus’

hio-hiohio-hio

‘warcry of the alifuru’; ‘'t krijgsgeschreeuw der Alifoeroe begint aldus’

hitam rondhitam rond

‘entire firmage is heavily involved’; ‘het geheele uitspansel is zwaar betrokken’

hoedjan renti-rentihudʒan renti-renti

‘drizzle’; ‘motregen’

hoewelehuwele

‘call someone from afar’; ‘iemand uit de verte toeroepen’

hogorhoɡor

‘boast, bluff’; ‘grootspreken, zwetsen, bluffen’

hohatehohate

‘fishing rod, fish’; ‘hengelstok, hengelen’

hole-holehole-hole

‘speak untruth in a jokey way’; ‘schertsend onwaarheid spreken’

hongihoŋi

‘voyages in the VOC time that were taken annually around Ceram, to root out clove trees to limit the cultivation of that product and maintain a monopoly in Ambon and for the Oeliasers’; ‘aldus werden de togten genoemd, die in Compagnie's tijd jaarlijks rond Ceram ondernomen werden tot uitroeijing van den nagelboom, ten einde den teelt van dat product in 't belang van 't monopolie tot Ambon en de Oeliasers te beperken’

hore-horehore-hore

‘stroll’; ‘pierenwaaijen’

horo-horohoro-horo

‘said of item of clothing that is too large and is on the body like a bag’; ‘wordt gezegd van een kleedingstuk, dat te groot is en als een zak aan 't lijf zit’

hosahosa

‘wheezy, pant (from fatigue)’; ‘isa’; ‘aamborstig, hijgen van vermoeidheid’

hotoehotu

‘return to the mountains’; ‘terugkeeren naar 't gebergte’

ikan antoniikan antoni

‘flying fish’; ‘vliegende visch’

ikan freskoikan fresko

‘fresh fish’; ‘versche vis’

ikan papoewa njonjaoikan papuwa ɲoɲao

‘If the hook on the cord, by sucking the fish on the bait, is confused’; ‘als de haak aan 't snoer, door 't zuigen van den visch aan 't aas, verward is geraakt’

iloilo

‘wear something on a rope around the neck’; ‘iets aan een touw om den hals dragen’

ina-mataënaina-mataena

‘married women and widows wear a folded kain over her shoulder, which carries the drag this name, and through which they are distinguished from the unmarried girls or djoedjaro’; ‘de gehuwde vrouwen en weduwen dragen een opgevouwen kain over haar schouder, welke de dragt dezen naam draagt, en waardoor zij van de ongehuwde meisjes of djoedjaro onderscheiden zijn’

iris piolairis piola

‘play the violin’; ‘vioolspelen’

ïsis

‘interjection fy! ba!, indicating disgust’; ‘tjis! tjih!’; ‘tusschenwerpsel fy! ba! afkeer van iets te kennen gevende’

iskärakiskarak

‘rogue’; ‘schurk’

iskopiskop

‘kick’; ‘schoppen’

isköroekiskoruk

‘rogue’; ‘schurk’

isterkisterk

‘muscular’; ‘gespierd’

janajana

‘child, young child’; ‘kind, jong ana(q)

kabankalankabankalan

‘choke’; ‘tasangko’; ‘verslikken’

kabaskabas

‘shake, turn out, eg from wet linen also dust’; ‘kibas’; ‘uitschudden, uitslaan, bijv. van nat linnen ook afstoffen’

kabatakabata

‘sing pantuns in the local language’; ‘zingen van pantoens in de landtaal’

kaderakadera

‘chair’; ‘stoel’

kadera slekkadera slek

‘normal seat without arms’; ‘gewone stoelen zonder armen’

kaderekadere

‘carried chair’; ‘draagstoel’

kadihoekadihu

‘shrub with long spindly leaves, red, green and yellow, much is found on fences and in cemeteries’; ‘heester met lange spichtige bladen, rood, groen en geel geschakeerd, wordt veel in paggars en op kerkhoven aangetroffen’

kagesasikaɡesasi

‘catechesis’; ‘catechesatie’

kainkain

‘sarong’; ‘steeds voor sarong gebruikt’

kain pätolakain patola

‘red kind of cloth with speccial pattern, much desired and part of harta in Ceram’; ‘rood lijdwaad van bijzonder patroon zeer door hen gewild en eene rol spelende bij de Ceramsche harta’

kain salelekain salele

‘Makkassarese cloth folded lengthwise, worn by women over their clothes covering the area from breast to hips’; ‘een in de lengte opgevouwen makassaarsche kain, die door de vrouwen over haar kort baadje en sarong los heengeslagen wordt, zoodat dat kleedingstuk van af de borst tot de heupen reikt’

kaisanakaisana

‘back and forth’; ‘heen en weêr’

kakakaka

‘afterbirth’; ‘nageboorte’

käkerlakkakerlak

‘cockroach’; ‘'t insekt van dien naam’

kaki karaboekaki karabu

‘callus’; ‘eeltzweren’

kakiaikakiai

‘role of lower status at the kakian’; ‘lexicographisch prins, mindere dignitaris bij het kakian

kakiankakian

‘mysterious group on Ceram’; ‘'t geheimzinnig verbond op Ceram’

kakojakakoja

‘small mat that women from the Lease-islands lay on top of their djoewalan’; ‘matje dat op de Oeliasers door de vrouwen over hare djoewalan gelegd wordt’

kälamojangkalamojaŋ

‘centipede that is phosphorescent and does not bite’; ‘duizendpoot, die phosphoresceert en niet bijt’

kalesangkalesaŋ

‘indifferent about something, not to be lying on it’; ‘onverschillig zijn omtrent iets, zich er niet aan laten gelegen liggen’

kaloejoekaluju

‘shark’; ‘haai’

kalorkalor

‘bald’; ‘kaal’

kalwaterkalwater

‘extracted palm wine’; ‘overgehaalde sagoeweer’

kampindjankampindʒan

‘clock with a bell-clapper’; ‘klok met klepel’

kanari koikanari koi

‘kanari nut stripped of shell’; ‘kanaro van den bolster ontdaan’

kansikansi

‘chance, opportunity’; ‘gelegenheid’

kantjing knopkantʃiŋ knop

‘do up a button’; ‘een knoop digt maken’

kaoelkaul

‘chicken or bird that is sacrificed by Muslims together with a goat at the time of boenoh kambing [id alqorban]’; ‘de duif of kip, die bij 't boenoh kambing [id alqorban] der Slammen te zamen met de geit geslacht wordt’

kaoeskaus

‘Chinese shoes’; ‘Chineesche muilen’

kapadoekapadu

‘cut off’; ‘afsnijden’

kapala datikapala dati

‘do a collection, collection funds’; ‘eene kollecte doen, gelden inzamelen’

kapala maroetoekapala marutu

‘slow-witted’; ‘traag van begrip’

kapatakapata

‘sing pantuns in the local language’; ‘zingen van pantoens in de landtaal’

kapêlkapel

‘long hair, as worn by the Seramese’; ‘lang haar zooals de Cerammer draagt’

kapitan drilkapitan dril

‘captains of the ana(q)-ana(q) parisi’; ‘aanvoerders of voorvechters der ana(q)-ana(q) parisi

karaboekarabu

‘k.o. earring’; ‘niet alleen de bekende oorversierselen’

karamkaram

‘cramp’; ‘kramp’

karnikoekarniku

‘rascal, term of endearment said to small children’; ‘schelmpje, veel tegen kleine kinderen gezegd’

karorekarore

‘kind of round dance at the alifoeroe of the north kiss of ceram [kawa noniali] usual’; ‘soort van rondedans bij de Alifoeroe der Noordkus van Ceram [Kawa Noniali] gebruikelijk’

käsårkasar

‘hunt pigs or deer by the light of a bright moon’; ‘bij helderen maneschijn op de loerjagt gaan om varkens of herten te schieten’

kasi dagkasi daɡ

‘for greetings’; ‘voor groeten’

kasi overkasi over

‘yield’; ‘overgeven’

kasi prësenkasi presen

‘give as a gift, tip’; ‘niet alleen in den zin van iets cadeau geven, maar ook voor een "fooi"’

kasisikasisi

‘iman, modim, hatib’; ‘aldus worden in een Mohamedaansche negorij de iman, modim en chatib genoemd’

kaskadoekaskadu

‘scaly skin disease, ichthyosis’; ‘schubhuidziekte, ichthyosis

kasta kwartoekasta kwartu

‘said of a lesser man, when one speaks with contempt’; ‘wordt gezegd van den minderen man, doch alleen als men met verachting spreekt’

kasta laskârkasta laskar

‘someone of a bad background or who has been in prison’; ‘wordt gezegd van iemand, die van slechte afkomst is of uit de kazerne komt’

kastigarkastiɡar

‘annoy, bother’; ‘lastig vallen’

katagiankataɡian

‘strong desire for something, crave something’; ‘sterk verlangen naar iets, trek in iets hebben’

katagorankataɡoran

‘get sick due to the influence of one or other evil spirit or setan’; ‘ziek worden door invloed van den een of anderen kwaden geest of Setan

katangisankataŋisan

‘nightmare’; ‘nachtmerrie’

kekokeko

‘carry on the head’; ‘op het hoofd dragen’

kêlêkele

‘walk arm in arm, carry something under the arm"’; ‘gearmd loopen, ook voor "iets onder den arm dragen"’

kelsankelsan

‘trousers’; ‘broek’

kelsan kêskelsan kes

‘onesie’; ‘een hansop’

kenalkenal

‘affected, touched, also in the ordinary meaning of knowing, recognizing’; ‘këna’; ‘getroffen, geraakt, ook in de gewone beteekenis van kennen, herkennen’

kentarkentar

‘psalm’; ‘psalmgezang’

kepala soakepala soa

‘subordinate indigenous leader, district head’; ‘ondergeschikt inlandsch hoofd, wijkhoofd’

kepeng tamaelangkepeŋ tamaelaŋ

‘cents that relatives of a deceased on the Lease-island put in the village coffers as a way of atonement’; ‘de centen, die op de Oeliasers door de nabestaanden van een' overledene, bij wijze van zoenoffer, in de negorijkas gedaan worden’

kerdja masohikerdʒa masohi

‘collective work using one's friends’; ‘als de inlander handen te kort komt bij eenig werk, roept hij zijn vrienden en bekenden om hem behulpzaam te zijn’

kertaskertas

‘stretchwest’; ‘rekwest’

kêskes

‘monkey’; ‘aap’

kês boeikes bui

‘also a swear word, meaning "a monkey on the chain"’; ‘eveneens een scheldwoord, zooveel beteekende als "een aap aan de ketting"’

kês poenja telorkes puɲa telor

‘Ambonese swear word (frequently used)’; ‘een triviale Ambonsche verwensching, die veelvuldig gebezigd wordt’

kewangkewaŋ

‘ranger’; ‘veldwachter’

kiminkimin

‘chatter’; ‘klappervezelen’

kisinkisin

‘bare, shaved’; ‘kaal of liever kaalgeschoren’

klamklam

‘clamp’; ‘klam pintoe’; ‘klamp’

klamklam

‘echo’; ‘echo’

klarklar

‘ready’; ‘sadia’; ‘klaar’

klawarnetklawarnet

‘clarinet’; ‘klarinet’

klomklom

‘wooden clogs’; ‘houten klompjes’

kneintjekneintʃe

‘rabbit’; ‘konijn’

knekknek

‘servant’; ‘knecht’

knôpknop

‘button’; ‘kantjing’; ‘knoop’

knorknor

‘grunt, grumble’; ‘knorren, brommen’

koekiskukis

‘pastries, cookies’; ‘gebak, koekjes’

koelêrkuler

‘colour’; ‘warna’; ‘kleur’

koemorkumor

‘rinse the mouth’; ‘behalve voor "den mond spoelen"’

koentjikuntʃi

‘key’; ‘sleutel’

koesoekusu

‘cuscus’; ‘Cuscus orientalis’; ‘buidelrat’

koesoe-koesoekusu-kusu

‘long grass’; ‘alang-alang’; ‘lang gras’

koetikuti

‘play marbles’; ‘knikkeren’

koho-kohokoho-koho

‘anchovy’; ‘ansjovis’

koikoi

‘bed’; ‘bed’

koinkoin

‘banana leaf, traveling as plate used’; ‘een stuk pisangblad, op reis als bord gebezigd’

koinkoin

‘kanari nut stripped of shell’; ‘kanaro van den bolster ontdaan’

kokkok

‘owl’; ‘uil’

kölôtkolot

‘testicles’; ‘testiculi’

kölowaikolowai

‘harpoon with two, sometimes three barbits like a trident, with which is thrown to fish’; ‘harpoen met twee, soms drie weerhaken als een drietand, waarmede naar visch geworpen wordt’

kôlwaterkolwater

‘extracted palm wine’; ‘overgehaalde sagoeweer’

komaderkomader

‘witness on the side of the bride’; ‘de getuige van de zijde der bruid’

komanderkomander

‘command’; ‘kommanderen’

komisikomisi

‘investigate something in a very outdated meaning’; ‘iets onderzoeken in zeer uitgebreide beteekenis’

komoekomu

‘kind of fish’; ‘soort visch’

kompaderkompader

‘witness at a marriage from the groom's side’; ‘getuige bij een huwelijk van de zijde van den man’

komplemenkomplemen

‘compliment’

konjadoekoɲadu

‘brother-in-law, sister-in-law’; ‘zwager, zwagerin’

konskons

‘art’; ‘kunst’

kontji-storikontʃi-stori

‘consistory’

korkoepingkorkupiŋ

‘hair pin’; ‘haarspeld’

kostrokostro

‘sexton’; ‘koster’

krepoekrepu

‘pull a funny face (lit. screwed up mouth), mouth that droops on one side as a result of the illness called boba’; ‘eigenlijk een vertrokken mond, voor "een scheef gezigt trekken", ook voor een mond, die ten gevolge van boba scheef getrokken is’

kroiskrois

‘cross, marker for a border or signature, kajoe krois’; ‘kruis, merkteeken voor een grens of handteekening’

krônkron

‘k.o. button (kapala rattan) of gold or silver, as the regents wear as a sign of their dignity’; ‘rottingknop (kapala rotan) van goud of zilver, zooals de Regenten dragen als teeken hunner waardigheid’

krôntjikrontʃi

‘wedding crowns made of paper and papatjeda, which are hung all over the house of the bride at a wedding’; ‘bruidskroontjes van papier en papatjeda vervaardigd, die bij een bruiloft overal in het huis van de bruid worden opgehangen’

kwartoekwartu

‘subordinates whose services a regent can have free of charge’; ‘de onderhoorigen over wier diensten een Regent kosteloos beschikken kan’

kwaskwas

‘smear, cover, also for coarse painting’; ‘besmeren, bestrijken, ook voor grof schilderen’

lagârelaɡare

‘flattering requests’; ‘vleijend verzoeken’

lagoelaɡu

‘k.o. song’; ‘zangwijze’

laipöselaipose

‘cheated lover, but notwithstanding that the object continues of his love with his attentions’; ‘ook wel een bedrogen minnaar, maar die niettegenstaande dat toch 't voorwerp zijner liefde met zijn attenties vervolgt’

lakarêlakare

‘k.o. rest for pots and pans’; ‘pengalas balangan’

lalarlalar

‘fly’; ‘lalat’; ‘vlieg’

lalosilalosi

‘fish species’; ‘vischsoort’

langelaŋe

‘logs on which one pulls a orembaai onto dry land’; ‘rondhouten, waarover men eene orembaai op het drooge trekt’

lansiglansiɡ

‘not feel well’; ‘zich niet wel gevoelen’

lantêlante

‘something that is not equal or not level’; ‘iets wat niet gelijk of niet waterpas is’

lântelante

‘large floor mat from rotan or gaba-gaba’; ‘groote vloermat van rotan of gaba-gaba

laorlaor

‘ringworm’; ‘een ringworm’

laplap

‘give a slap across the face, box the ears of’; ‘tampelin’; ‘een oorveeg geven’

laranglaraŋ

‘noise’; ‘larm’

läsilasi

‘k.o. wood which frequently is found on Ceram’; ‘fijne houtsoort, die op Ceram veelvuldig voorkomt’

laskârlaskar

‘k.o. swear word, curse’; ‘wordt hier als scheldnaam gebezigd’

lâtlat

‘late’; ‘laat’

lawan(g)lawan(ɡ)

‘adverb marking superlative, surpass’; ‘als bijwoord geeft eene overtreffende trap te kennen, ook gebruikt in den zin van overtreffen’

lawangkalawaŋka

‘iron crowbar’; ‘ijzeren koevoet’

legoe tanahleɡu tanah

‘song or poem about legendary figure’; ‘heldendicht’

legoe-legoeleɡu-leɡu

‘k.o. singing’; ‘zangwijze’

lëlahlelah

‘tired’; ‘vermoeid’

lelongleloŋ

‘auction’; ‘lelang’; ‘vendutie’

lenalena

‘go over land’; ‘over land gaan’

lêsles

‘read, grace (said before eating)’; ‘lezen, bidden vóór 't eten’

lëterleter

‘completely, nothing’; ‘volstrekt, hoegenaamd niets’

limarlimar

‘file’; ‘vijl’

limpenlimpen

‘sago bread’; ‘sagoebroodje’

linsolinso

‘handkerchief’; ‘zakdoek’

linso pingganglinso piŋɡaŋ

‘pleated handkerchief, pinned on the left hip a bride’; ‘geplooide zakdoek, vastgespeld op den linkerheup eener bruid’

liranliran

‘piece, bunch’; ‘een stuk of een bos’

lislis

‘frame of a painting or in carpentry’; ‘lijst van een schilderij of bij timmerwerk’

lisoe kainlisu kain

‘remove, take off’; ‘losmaken’

lisoe kelsanlisu kelsan

‘remove, take off’; ‘losmaken’

lisoe-lisoelisu-lisu

‘loop with which a fish corner is attached to the line for example’; ‘lus waarmede men bijv een vischhoek aan de lijn vastmaakt’

litjislitʃis

‘verses or occasional poems, not to be confused with the pantoen pantoen’; ‘versjes of gelegenheidsgedichten, niet te verwarren met de pantoen-pantoen

lobehlobeh

‘firebrand, torch, light in general’; ‘obor’; ‘flambauw, fakkel, licht in 't algemeen’

lobeh akanlobeh akan

‘give light to, light up’; ‘bijlichten’

lodjalodʒa

‘impotence, someone who is impotent’; ‘tjetje lembe’; ‘impotentia virilis, ook wel gekscherend van iemand, die hieraan lijdt gezegd’

loerlur

‘stare out, lurk around’; ‘menginte’; ‘beloeren’

loeti-loetiluti-luti

‘children's pox’; ‘kinderpokken’

lökäslokas

‘probably a corruption of Dutch lokjes, locks of hair’; ‘waarschijnlijk eene verbastering van lokjes, haarlokken’

lokoloko

‘grab, take’; ‘grijpen, pakken’

lolebaloleba

‘bamboo species which is very thin and has flexible bark, so that it is used for the kinds of purposes for which people in Holland use withy (flexible willow stem), like braiding boxes and mats etc.’; ‘bamboesoort, die zeer dun is en waarvan de schil lenig is, zodat deze gebruikt wordt voor allerlei doeleinden, waarvoor men in Holland teentjes bezigt, zooals het vlechten van doozen, matjes, enz’

lontlont

‘Dutch fireworks and then with or without the addition of fagëti’; ‘Hollandsch vuurwerk en dan met of zonder toevoeging van fagëti

loslos

‘lead a ship’; ‘loods, loodzen’

losianglosiaŋ

‘overwhelm, overworked’; ‘overspannen, overwerkt’

lötengloteŋ

‘attic made of wood’; ‘zolder van hout’

ma bianma bian

‘midwife’; ‘eene vroedvrouw’

maätitamaatita

‘dignitary of lesser status at kakian, who maintains order at the parties’; ‘mindere dignitaris bij het kakian, die de orde bij de feesten handhaaft’

mahangimahaŋi

‘lower beam in a house, which immediately rests on the foundation or on the ground’; ‘onderste dwarsbalk eener woning, welke onmiddellijk op het fondament of op den grond rust’

mäheramahera

‘k.o. canoe with outriggers’; ‘soort prahoe met vlerken’

maimai

‘mother, female (of animals)’; ‘moeder, ook voor vrouwtjes van beesten’

mai-maimai-mai

‘winged insect of any kind’; ‘ieder gevleugeld insekt’

mai-mai goentingmai-mai ɡuntiŋ

‘scorpion’; ‘schorpioen’

majanmajan

‘bag for fruits’; ‘beursch voor vruchten’

makan patitamakan patita

‘parties that are often held by the young people’; ‘pick nick’; ‘partijtjes, die door de jongelui dikwijls gehouden worden’

makaseroemakaseru

kakian priest’; ‘kakianpriester’

makemake

‘Cuscus orientalis’

makepoetihmakeputih

‘k.o. game on Ceram in the Christian coastal villages of the south coast’; ‘aldus wordt een spel genoemd, op Ceram in de Christenstrandnegorijen der zuidkust gebruikelijk’

makomako

‘round dance by alifoeroe executed around a newly taken head’; ‘rondedans door Alifoeroe uitgevoerd rondom een pas gesneld menschenhoofd’

mäkolamakola

‘burp (of food, farmer)’; ‘oprispen van eten, boer’

mälamaitmalamait

‘brother-in-law [the wife of the brother of N N.'s wife]’; ‘zwagerin [de vrouw van den broeder van N N.'s vrouw]’

mälehorimalehori

‘tramp, homeless person’; ‘landlooper, zwerver’

mälelemalele

‘flow, melt, leak’; ‘vloeijen of smelten, maar ook voor lekken’

mälëpohmalepoh

‘blister, specifically blisters on a burn’; ‘blaar, vooral van brandblaren gebezigd’

mamamama

‘mother, female (of animals)’; ‘moeder, ook voor vrouwtjes van beesten’

mangantahmaŋantah

‘ache of an infection’; ‘'t kloppen bij eene ontstekin’

mange-mangemaŋe-maŋe

‘mangrove tree’; ‘Rhizophora’; ‘rhisophoren’

manggoerebemaŋɡurebe

‘compete, holding a competition, as sometimes with orembaaijen takes place’; ‘wedijveren, een wedstrijd houden, zooals soms met orembaaijen plaats vindt’

manggoesmaŋɡus

‘mangosteen’; ‘manggistan’; ‘eene bekende vrucht’

manggoestanmaŋɡustan

‘mangosteen’; ‘manggistan’; ‘eene bekende vrucht’

manisoemanisu

‘have a lot of crowds’; ‘groote drukte hebben’

manoemanu

‘chicken, bird’; ‘kip of vogel’

manoe-toeralmanu-tural

‘rooster’; ‘een haan’

manoewamanuwa

‘stroll’; ‘pierenwaaijen’

manomatamanomata

‘sides of a house’; ‘zijkanten eener woning’

mantjadoemantʃadu

‘axe’; ‘bijl’

maowinmaowin

kakian priest’; ‘kakianpriester’

märadjoemaradʒu

‘angry’; ‘boos’

maraoemarau

‘howl (of a dog), cry (of a cat in heat)’; ‘huilen van een hond of het schreeuwen van eene krolsche kat’

märatamarata

‘mourn loudly’; ‘maratap’; ‘weeklagen’

märinamarina

‘turn (in the spoken language)’; ‘draaijen (in de spreektaal)’

märinjomariɲo

‘servant, office lower than kapala soa’; ‘diender, een ambt lager dan kapala soa

märoetoemarutu

‘slow-witted’; ‘traag van begrip’

marteloemartelu

‘hammer’; ‘hamer’

masaloömasaloo

‘messenger of the maowin in the villages’; ‘bode van den maowin in de negorij’

masnaitmasnait

‘paddle, oar’; ‘roeijer, schepper’

masohimasohi

‘collective work using one's friends’; ‘als de inlander handen te kort komt bij eenig werk, roept hij zijn vrienden en bekenden om hem behulpzaam te zijn’

mäsohormasohor

‘rumor, open secret’; ‘gerucht, ook gebezigd voor "publiek geheim"’

maso(q) pestamaso(q) pesta

‘grandly enter a party’; ‘op eene partij zijn "entrée de salon" maken’

mata garidamata ɡarida

‘fiery, sparkling eyes’; ‘vurige, fonkelende oogen’

mata pïtjimata pitʃi

‘eye infection’; ‘oogontsteking’

matahari mäkaroaematahari makaroae

‘eclipse’; ‘zonsverduistering’

mätakailmatakail

‘fishhook’; ‘vischhoek’

mätakaoematakau

‘bewitched item placed in the garden to prevent theft’; ‘bezweringsmiddelen in de tuinen en doesoens geplaatst om diefstal tegen te gaan’

mätawanamatawana

‘hold the watch over a dead person’; ‘waken’

mawemawe

‘sign’; ‘voorteeken’

melanmelan

‘infertile (of animals)’; ‘onvruchtbaar van dieren’

melegmeleɡ

‘soft, weak, like dead fish that has not started rotting’; ‘zacht, week, zooals doode nog niet bedorven visch’

memememe

‘mother, female (of animals)’; ‘moeder, ook voor vrouwtjes van beesten’

meme bongsomeme boŋso

‘aunt’; ‘tante’

meme toewahmeme tuwah

‘aunt’; ‘tante’

menêrmener

‘sir, so do mestizos address one another’; ‘mijnheer, aldus tituleren de mestiezen elkander’

menggërommeŋɡerom

‘snore’; ‘menggëroh’; ‘snorken’

mëpraoemeprau

‘Madam, title for the women of mestizos and lesser native officials, wife of a thoroughbred European is called njonja’; ‘mevrouw, titel voor de vrouwen van mestiezen en mindere inlandsche ambtenaren, de echtgenote van een volbloed Europeaan heet njonja

mersegoemerseɡu

‘flying fox’; ‘kalong’; ‘vliegende hond’

mëtimeti

‘ebb’; ‘eb’

metselmetsel

‘bricklay’; ‘metselen’

mimi

‘affix which indicates a firm confirmation and has the power of "certain"’; ‘affix, dat een stellige bevestiging te kennen geeft en de kracht heeft van "wel zeker"’

midrasmidras

‘ordinary primary school’; ‘de gewone lagere school’

minoem tjoepaminum tʃupa

‘smoke a pipe’; ‘eene pijp rooken’

minta pasiarminta pasiar

‘request entrance’; ‘belet vragen’

mïrmir

‘ant’; ‘semoe(t)’

miskrâmmiskram

‘deprivation’; ‘ontijdige bevalling’

mistermister

‘schoolmaster’; ‘goeroe’; ‘schoolmeester’

moedahmudah

‘virginity’; ‘prawan’; ‘maagdom’

moeimui

‘aunt’; ‘tante’

moeka badointjimuka badointʃi

‘radiant joy (in the face)’; ‘moeka aringan’; ‘van vreugde stralend gezicht’

moeka braitmuka brait

‘happy expression’; ‘opgeruimd gelaat’

moëlmul

‘small fish trap without bottom’; ‘kleine fuik, zonder bodem’

moeloe(t) krepoemulu(t) krepu

‘pull a funny face (lit. screwed up mouth), mouth that droops on one side as a result of the illness called boba’; ‘eigenlijk een vertrokken mond, voor "een scheef gezigt trekken", ook voor een mond, die ten gevolge van boba scheef getrokken is’

moesîkmusik

‘music’; ‘muzijk’

moetmut

‘yeast’; ‘gist’

mohmoh

‘affix serving to reinforce an order’; ‘affix, dienende om een bevel nog nader te bekrachtigen’

moh-mohmoh-moh

‘deaf and dumb’; ‘doofstom’

monormonor

‘jasmine’; ‘melati’

moreamorea

‘eel’; ‘aal, paling’

morëtomoreto

‘convulse (of children when sick)’; ‘tandai’; ‘stuipen van kinderen’

morgenmorɡen

‘good morning’; ‘sian(g) baik’; ‘goeden morgen’

nanakoenanaku

‘beacon, marker’; ‘baken, merkteeken’

nänalananala

‘continuously, straight ahead’; ‘voortdurend, ook regt door’

nänelenanele

‘moan, groan due to pain or illness’; ‘kreunen, steunen van pijn of ziekte, van kleine kinderen wordt nele gebruikt’

nänerenanere

‘moan, groan due to pain or illness’; ‘kreunen, steunen van pijn of ziekte, van kleine kinderen wordt nele gebruikt’

nänerinaneri

‘tusks of a wild boar’; ‘slagtanden van een wild zwijn’

naninani

‘adze made of bamboo with which the sago is beaten from the split sagoo tree’; ‘dissel van bamboe vervaardigd, waarmee 't merg uit den gespleten sagoeboom geklopt wordt’

naoenau

‘probably Dutch nu, but used by the Ambonese frequently used as a conjunction, such as it "and then" with us’; ‘waarschijnlijk ons nu, doch door den Ambonees veelvuldig gebruikt als voegwoord, zooals het "en toen" bij ons’

naoe-naoenau-nau

‘silly, naive’; ‘onnoozel’

nâtnat

‘seam’; ‘naad’

natïrnatir

‘sperm’; ‘sperma’

nawingnawiŋ

‘good evening’; ‘malam baik’; ‘goeden avond’

negori poenja kerdjaneɡori puɲa kerdʒa

‘party’; ‘een negorij's feest of een feest, dat de Regent geeft’

neka-nekaneka-neka

‘have a snack without sitting at table’; ‘tusschentijds iets eten zonder de tafel te dekken’

netjisnetʃis

‘neat, but more used in the sense of beautiful’; ‘netjes, doch meer gebruikt in den zin von mooi’

ngadjoeŋadʒu

‘crossbeams that attach the outriggers to the canoe’; ‘dwarslatten, waaraan de vlerken eener prahoe zijn vastgebonden’

ngangaŋaŋa

‘stare at, peer at’; ‘gapen’; ‘aanstaren, turen’

ngoengareŋuŋare

‘unmarried youngsters’; ‘ongehuwde jongelingen’

nihinihi

‘niece’; ‘nicht’

1 2